Tabitha!


"Tabitha" staat boven de deur
en onzeker ga ik naar binnen.
Een ontdekkingsreis zal van hier
naar het onbekende beginnen.
Ik zie er die schuifelend gaan,
gevormd door de hardheid van 't leven,
dat in hun zo moeizaam bestaan
soms toch nog een glimlach kan geven.

Er gaat iemand murm'lend voorbij.
Hij zoekt wat hij nergens zal vinden.
Een dame met 'n smart'lijke blik
roept radeloos om haar beminden.
Een ander ligt roerloos op bed
met 't voorrecht om niets meer te weten.
Haar leven van vreugd en verdriet
heeft zij al reeds tijden vergeten.

Als 'n schaduw van vrede gaat stil
een engel die God heeft gezonden.
Wie weet hoeveel wonden zij reeds
met eind'loos geduld heeft verbonden.
Zij krijgt geen medaille, geen prijs
voor haar onophoudelijk dienen.
Zij werkt in het leger van God,
het regiment van d'ongezienen.

Mijn God, toe, vergeet ze toch niet,
die echt geen bedankje ontvangen,
maar laat ze nog jaren de kracht
voor zo'n wond're arbeid ontvangen.
Als zij het af laten weten,
wie krijgt dan nog enige kansen?
Zij brengen het woord in praktijk:
Wat dof werd toch zacht laten glanzen!

Frits Deubel

home