Hulpeloosheid


Hij sprak met verve over God,
bezield en zeer bewogen
en met een stralend, blij gelaat
keek hij recht naar den hoge.
Je voelde uit elk zinvol woord
zijn diepe overtuiging
en al zijn woorden kromden zich
tot een devote buiging.

De ander keek hem eens stil aan.
Hoe moest hij dit verklaren?
Verkrijg je zo'n doorploegd geloof
alleen maar met de jaren?
Hij voelde in zichzelve niets
van kracht en godsvertrouwen
en kon hij ooit de almacht Gods
in werk'lijkheid aanschouwen?

Hij zocht naar woorden om toch iets
bijzonders neer te leggen.
Wat moest hij in zijn ongeloof
een hulpeloosheid zeggen?
Toen sprak hij: "Als u soms vandaag
God nog eens zult ontmoeten,
doe Hem dan even hartelijk
als 't kan van mij de groeten!

Frits Deubel

home